FARMAPAS SSRI

Bij mensen die behandeld (gaan) worden, of gaan veranderen van geneesmiddel naar een (andere) SSRI voor een depressie, kunnen met behulp van FARMAPAS SSRI, de bijwerkingen bij deze patiënten grotendeels of volledig voorkomen.

Bij deze patiënten die met een SSRI behandeld worden voor een depressie wordt vaak meer dan een geneesmiddel gebruikt. Een lage, of juist een verhoogde enzymactiviteit kan in sterke mate ook veroorzaakt worden door dieet of door andere geneesmiddelen (interacties). Daarom kan de interactie tussen deze geneesmiddelen van belang zijn voor de dosering van de betrokken geneesmiddelen.

 

◦       Enzymen: CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6, CYP3A4

 

Met name betrokken bij de stofwisseling van antidepressiva en antipsychotica, toegespitst op SSRI:

 

 

CYP2C9: fluoxetine. Interacties o.a. door paroxetine, fenobarbital, Sint Janskruid.

 

CYP2C19: clomipramine, imipramine.

Interacties o.a. door fluoxetine, fluvoxamine en Sint Janskruid.

 

CYP2D6 is een enzym in de lever dat verantwoordelijk is voor de omzetting van veel (ongeveer 25%) geneesmiddelen, waaronder SSRI (o.a. clomipramine, duloxetine, fluoxetine, imipramine, paroxetine), beta-blokkers en pijnmedicatie.

Interacties o.a. door bupropion, fluoxetine, paroxetine, clomipramine, doxepine, haloperidol, methadon.

 

CYP3A4: is betrokken bij het metabolisme van rond de 50% van alle voorgeschreven geneesmiddelen. Hier van belang zijn o.a.: benzodiazepines (alprazolam, diazepam, midazolam, triazolam), anxiolytica (buspiron), antidepressiva(hier: SSRI) (trazodon), antipsychotica (haloperidol).

Een lage, of juist een verhoogde CYP3A4 activiteit kan in sterke mate ook veroorzaakt worden door dieet (o.a. grapefruitsap, Sint Janskruid) of door andere geneesmiddelen (hier o.a. fluvoxamine, fenytoine, fenobarbital).

 

(CYP1A2: clomipramine, fluvoxamine, olanzapine.)